dinsdag 27 november 2012

Luister naar mij (deel 9)

Lange tijd is het stil. In gedachten verzonken schenk ik voor ons beiden koffie in.
Ongeloof, opluchting en verbijstering flitsen beurtelings door mijn hoofd. We besluiten in elk geval naar de begrafenis of crematie van mevrouw Pietersen te gaan, al is het maar om argwaan in de buurt te voorkomen. Hopelijk weet niemand van onze aanvaring met haar; we zitten niet op roddels te wachten. ‘s Avonds proberen we zo min mogelijk aan Luuk te laten merken. Een onrustige nacht volgt.

Als ik de volgende ochtend boven kom, voel ik het onmiddellijk. Er is iets veranderd. Treuzelend loop ik van kamer naar kamer. Ik probeer in eerste instantie de toekomstige kamer van Luuk te vermijden, maar Charlie stuift er naar binnen en begint oorverdovend te blaffen. Vanaf de drempel kijk ik de kamer in, maar er is niets te zien. Ik loop verder naar de badkamer. Dit was het dus. Ik wist het wel. Er hangt een briefje, midden op de gebarsten spiegel.

Pas op voor de hond.
Luister naar mij.

Ik huiver en blijf roerloos staan. In de spiegel zie ik mijn lijkbleke gezicht en de donkere kringen onder mijn ogen. De overvloed aan emoties van de afgelopen dagen heeft mij geen goed gedaan. Het korte moment van opluchting is verdwenen. De buurvrouw is dood. Het spookt nog steeds in ons huis. Ik ben geradbraakt en voel me zelfs te futloos om nog te gillen. Een windvlaag komt binnen door het open raam. Het briefje wappert triomfantelijk heen en weer. Met een venijnige haal ruk ik het van de spiegel en ik gooi het verfrommelde propje papier via het open raam naar buiten. Pijlsnel schiet de vraag door mijn hoofd: wie maakte het raam open?

Ik vertik het om nog langer met me te laten sollen. Mijn voetstappen beuken op de vloer als ik de kamer van Luuk binnenstap. Charlie staat nog steeds voor de deur van de inbouwkast te blaffen. Als ik de kastdeur open, gromt hij. Natuurlijk is er ook dit keer weer niets te zien. Ik tast met beide handen over de wanden van de kast, maar voel niets bijzonders. Zittend op mijn knieƫn klop ik op de vloer. Niets. Ik kom kreunend overeind uit mijn ongemakkelijke houding en geef met mijn vlakke hand een klap op de muur. Ik luister en sla nog een keer.

Een hol geluid weerklinkt.

Systematisch tikkend luister ik naar het geluid van de linker-, achter- en rechtermuur. Rechts klinkt dof. Achter en links galmt hol. Ik besluit vlug naar beneden te gaan om de sloophamer te halen, voordat Thomas terug is van de Praxis. Ik bedenk later wel hoe ik hem dit ga uitleggen. Holderdebolder ren ik op en neer.

Terwijl ik nadenkend voor de muur sta om te kijken waar ik de eerste klap neer zal laten komen, zie ik ineens links achteraan een minuscule spleet. Peuterend probeer ik met mijn vingers in de spleet te komen om deze te verwijden. Tevergeefs. Opnieuw ren ik naar beneden, dit keer om een breekijzer te zoeken.
Charlie staat kwispelend op mij te wachten als ik weer terugkom in de kamer, alsof hij zich eindelijk serieus genomen voelt.

Het wrikken met het breekijzer is zwaarder dan ik dacht. Na een paar minuten gutst het zweet van mijn gezicht. Hijgend rust ik even uit, maar snel daarna beul ik mezelf weer af. Een half uur zwoegen levert een spleet op die zich van boven naar beneden uitstrekt. Ik duw. De achterwand van de inbouwkast wijkt. Ik knipper met mijn ogen. Het is echt waar. Verbijsterd blijf ik staan.


Wordt vervolgd...
 
 
 

3 opmerkingen: