maandag 26 november 2012

Luister naar mij (deel 8)

De voordeurbel. Zou dat de buurvrouw zijn?
Ik ren naar beneden en kijk Thomas met een veelbetekende blik aan. We lopen samen naar de hal en ik open behoedzaam de deur. Gelukkig. Geen buurvrouw te zien.
De eigenaar van de buurtsuper kijkt me onderzoekend aan en steekt zijn hand uit.
‘Ik heb u vorige week al in de winkel gezien, klopt dat? Ik ben Harm van der Staak, de eigenaar van de supermarkt.’ Hij geeft me een ferme handdruk. Thomas komt naast me staan en stelt zich eveneens voor.
Harm aarzelt een moment, alsof hij moed verzamelt. ‘Ik ben hier vanwege mevrouw Pietersen, uw buurvrouw.’ Argwanend kijk ik hem aan, maar zeg niets.
‘Heeft u haar de afgelopen dagen gezien of gesproken? Ze komt bijna dagelijks in onze winkel, maar ze is al een paar dagen niet meer geweest. Ik heb haar gebeld, ze neemt niet op. Daarom ben ik even naar haar huis gegaan om poolshoogte te nemen. Ze is per slot van rekening de jongste niet meer. De deur wordt niet geopend. Ik vertrouw het niet, misschien is er iets aan de hand. Heeft u iets gemerkt?’
Thomas en ik kijken elkaar vragend aan. Ik schraap mijn keel en vertel dat de buurvrouw een paar dagen geleden bij ons was, maar dat we haar daarna niet meer hebben gezien, omdat we bijna continu aan het werk waren in het huis.
Harm van der Staak hoort mijn woorden nadenkend aan. Kalm beantwoordt hij mijn weifelende blik. ‘Ik ga de politie bellen,’ zegt hij vastberaden. ‘Het lijkt me beter dat ik bij het huis op hen wacht en samen met hen naar binnen ga. Ik was vaker in het huis, dan kan ik direct zien of er iets eigenaardigs aan de hand is.’

Zodra de deur achter hem gesloten is, dringt pas tot me door wat hij heeft gezegd.
Na haar bezoek aan ons huis heb ik de buurvrouw inderdaad niet meer gezien, zelfs niet glurend vanachter haar gordijn. Een akelig vermoeden bekruipt me. Er is echt iets gaande. Minutieus laat ik de afgelopen dagen passeren, maar ik weet zeker dat ik mevrouw Pietersen op geen enkel moment nog heb gezien of gehoord. Het lijkt wel of we sinds we hier wonen een aaneenschakeling van vreemdsoortige momenten meemaken. Thomas is alweer aan het werk in de huiskamer. Dralend loop ik de trap op en ga verder waar ik gebleven was, mijn gedachten zijn mijlenver verwijderd van hier.

Afwezig kijk ik twee uur later vanaf de bovenverdieping naar buiten. Op slag word ik helder. Twee mannen met witte pakken aan stappen uit een zwarte auto en gaan via de voordeur het huis van mevrouw Pietersen binnen. Een politieagent staat op wacht voor de deur. Ik slik. Wat is er aan de hand?

Ik stuif naar beneden en ren door de voordeur naar buiten. Bijna bots ik tegen Harm van der Staak op. Zijn bedrukte gezicht zegt genoeg.
‘Het is niet goed. Mevrouw Pietersen heeft zelfmoord gepleegd. Ze hing aan een touw in het trapgat naar zolder.’ Handenwringend staat hij voor mij, hij heeft het er duidelijk moeilijk mee. ‘Het lijkt wel of er een vloek rust op deze buurt. De man van mevrouw Pietersen pleegde 29 jaar geleden op dezelfde manier zelfmoord. De vrouw van de slager, die in uw huis woonde, is jaren geleden omgekomen bij een auto-ongeluk omdat de remmen van haar auto weigerden. De zoon van mevrouw Pietersen is een paar jaar geleden ineens verdwenen en nooit gevonden.’ Hij schudt zijn hoofd en slaakt een diepe zucht. ‘Ik was juist op weg om u in te lichten. De politie zal nog wel langskomen voor een buurtonderzoek, maar ik heb hen al verteld dat u niets had gezien of gehoord.’ Terughoudend vervolgt hij zijn verhaal. ‘Er gebeuren zonderlinge dingen hier. Misschien had ik u dit allemaal niet moeten vertellen, ik wil u geen angst aanjagen.’ Ontdaan wendt hij zijn gezicht af en gaat weg.

Thomas heeft het verhaal van Harm meegeluisterd en neemt mij mee naar binnen. Verslagen zitten we samen aan de keukentafel.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 

6 opmerkingen: