vrijdag 28 september 2012

Wolkenlandschap


In mijn wolkenlandschap zie ik water, bergen, schaduw en licht.
Hier zie ik alles wat ik wil en alles kan. Omdat ik er in geloof.


 
 
 
 
 
 

donderdag 27 september 2012

Wie


Wie ben jij? Waarom schrijf je anoniem?
Twee vragen. Ze worden vaak gesteld.

Ik ben ik.

Wie ik was en wie ik ben en wie ik zal zijn.
Lees mijn blog en je zult het weten.
Het antwoord ligt verborgen in mijn verhaal.



woensdag 26 september 2012

Herfstwandeling


De zon schijnt voorzichtig door het steeds dunner wordende bladerdek en maakt een glinsterend spoor tussen de takken. Goudgele en rode bladeren dwarrelen voor haar neer op het pad. Sloffend loopt ze door de dikke laag en ze snuift de vochtige boslucht in. Herfst. Heerlijk! Ze raapt een paar mooie bladeren op en stopt ze in haar plastic tas. Volgende week start ze met het herfstproject op school. Meestal is ze vroeg met haar voorbereiding, maar dit jaar kwam het er maar niet van. Het lijkt wel of ze steeds vaker dingen voor zich uit schuift. De berg werk die ze thuis heeft liggen is bijna net zo hoog als de bladerhoop die ze aan de rechterkant van het pad ziet.

Zou ze het doen? Als kind vond ze het heerlijk om languit tussen de herfstbladeren te spartelen. Tegenwoordig gedraagt ze zich alleen nog maar als een verantwoordelijke volwassene. Peinzend kijkt ze naar de bladerhoop. Ze is saai geworden, die gedachte komt steeds vaker in haar op. Ze neemt een aanloop en laat zich giechelend voorover vallen in de enorme berg. Goudgeel nostalgisch geluk neemt bezit van haar als ze de herfstblaadjes overal om zich heen voelt. Proestend draait ze zich op haar rug om te kunnen genieten van de zonnestralen op haar gezicht. Haar armen en benen wijd uitgespreid, alsof ze de zon en het bos aanbidt.

Plotseling bemerkt ze de stilte. Ze hoort geen enkel geluid. Geen stemmen, geen vogels, geen geruis van de wind, geen krakende takken. Ze houdt haar adem in om nog beter te kunnen luisteren. Niets. Helemaal niets. Aarzelend gaat ze zitten en ze kijkt om zich heen. Haar geluksgevoel van zojuist heeft plaatsgemaakt voor een onheilspellende kriebel over haar rug. Met haar vingers kamt ze door haar haren om de achtergebleven blaadjes eruit te plukken. ‘Stel je niet aan, niets aan de hand.’ Ze schrikt van haar eigen stem. Abrupt staat ze op en ze slaat met ongecontroleerde bewegingen op haar jas en broek om de blaadjes kwijt te raken. Haar haarspeld raakt los en valt op de grond.
Ze bukt en slaakt een gil.

**
 
Ze dacht dat ze iets zag bewegen, maar het blijkt een windvlaag te zijn die ritselend door de bladerberg schiet. Boven haar hoofd hoort ze het trillende getjilp van een vogel. Beschaamd kijkt ze naar boven. ‘Heb ik het mezelf verbeeld?’ fluistert ze zacht.
Kordaat pakt ze haar plastic tas en ze stopt er nog een paar herfstbladeren in. Morgen gaat ze haar klas inrichten voor het herfstproject. Misschien neemt ze de kinderen volgende week mee naar het bos, dan kunnen ze samen bladeren, dennenappels en paddenstoelen zoeken. Ze glimlacht al bij het idee om samen met de kleintjes op pad te gaan. Het nare gevoel is verdwenen.
Ze neemt zich voor om vaker te gaan wandelen. Er was niets aan de hand, het moet maar eens afgelopen zijn met het in haar hoofd halen van rare dingen. ‘Angsthaas,’ sist ze. Ze knoop haar jas dicht, het is fris geworden, en gaat op weg naar huis.

Zodra ze thuis is, wordt ze overvallen door een enorme vermoeidheid. Na een kop soep en een broodje duikt ze direct haar bed in. ‘Moe. Ik ben tegenwoordig alleen nog maar moe. Ik moet beter voor mezelf zorgen.’ spreekt ze zichzelf vermanend toe. Met de gedachte aan fluisterende bladeren en zingende vogels valt ze in slaap.

Een drukke week volgt. Haar klas is helemaal ingericht in herfstsfeer, de regenbuien geselen de ramen. Haar plan om met de kinderen het bos in te gaan, valt in het water. Haar herfstproject vindt plaats binnen de vier muren van de klas, de kinderen zijn druk, maar enthousiast. De dagen vliegen voorbij.

In het weekend wordt ze door een waterig herfstzonnetje naar buiten gelokt. Eindelijk is de regen verdwenen. Ze pakt haar fiets uit de schuur en trapt, tegen de harde wind in, zichzelf warm. Het bos wacht op haar. Ze besluit dit keer een andere route te nemen. Altijd hetzelfde pad, het wordt tijd om daar eens vanaf te wijken. De symboliek van dat besluit ontgaat haar op dat moment volledig. Piekerend over haar werk en alles wat fout is gelopen in haar leven dwaalt ze door het bos. Ze kijkt wel, maar ziet niets.

In gedachten verzonken is ze weer op haar vertrouwde pad uitgekomen. Pas als ze voorbij de grote bladerhoop loopt, schudt ze verschrikt haar hoofd. Ongemerkt is ze weer op dezelfde plek in het bos beland. Ze pakt haar mobiele telefoon uit haar jaszak om te kijken hoe laat het is. Een uur heeft ze gelopen. Hé, geen bereik? Ze zet haar telefoon uit en weer aan, maar nog steeds verschijnen er geen streepjes op het scherm. Verdorie. Ze heeft er een hekel aan om niet bereikbaar te zijn.

Ze besluit om even uit te rusten en daarna direct terug te lopen naar haar fiets. De berg herfstbladeren lokt, ze twijfelt heel even, maar kiest een plekje net achter de bladerhoop. Stokstijf rechtop blijft ze zitten. Haar avontuur van vorige week is ze nog niet vergeten. Na een minuut durft ze zichzelf een beetje te ontspannen en ze schuift haar benen languit voor zich uit. Haar voet raakt iets. Wat is dat? Voorzichtig tikt ze er een paar keer met haar tenen tegenaan. Pok. Een hol geluid. Op handen en voeten kruipt ze naar voren en ze veegt wat bladeren opzij. ‘Au,’ ze trekt haar hand met een ruk terug en stopt haar wijsvinger in haar mond. Een splinter is onder haar nagel gedrongen. Ze kan haar nieuwsgierigheid niet meer bedwingen en graaft verder met geklauwde handen. Een luik. Een houten luik, midden in het bos, verstopt onder de bladeren?
Ze zet haar voeten stevig in het zand en wrikt met beide handen net zolang tot ze het luik kan openen. Een trap verdwijnt in de diepte.

***
Verbouwereerd kijkt ze naar beneden. Ze ziet vijf treden, daarna is het aardedonker. ‘Hoe diep is dit gat? Waar gaat deze trap in vredesnaam naar toe?’ fluistert ze zacht voor zich uit. ‘Hallo. Is daar iemand?’ Stilte. Het valt haar op dat alles om haar heen weer stil is geworden, precies zoals de vorige keer op deze plek in het bos.


Aarzelend zet ze één voet op de bovenste traptree. Zo blijft ze een paar minuten –in tweestrijd– staan. Ze pakt haar mobiele telefoon en kijkt op het scherm. Nog steeds geen bereik. De batterij is half leeg. Het liefst zou ze haar telefoon uitzetten om de batterij te sparen, maar ze moet het licht van haar mobiele telefoon gebruiken om iets te kunnen zien.

Voetje voor voetje gaat ze naar beneden, een, twee, drie, vier, vijf treden. De trap stopt, ze staat op een plateau. Ze schijnt met het licht van de telefoon voor zich uit. Een smalle gang, waarin ze net rechtop kan staan, buigt met een flauwe bocht naar rechts.
Zal ik omdraaien of verder gaan?’ twijfelt ze hardop. Ze schuifelt voorzichtig een stukje verder, tot voorbij de bocht, om te kijken of de gang nog verder gaat. De gang wordt breder en heel in de verte ziet ze een vaag wit schijnsel. Ze besluit verder te lopen tot aan het licht. Nu de gang wat breder is geworden, legt ze snel de laatste meters af. Aan het einde van de gang hangt een lamp aan de zijwand. Nu ziet ze pas dat rechts om de hoek weer een trap is. Ze kijkt langs de treden naar boven en ziet struiken en bomen boven zich. Deze trap komt weer uit in het bos! Nieuwsgierig rent ze naar boven en ze klautert uit het trapgat.

Hijgend kijkt ze om zich heen. Een open plek in het bos en een huis half verscholen in een zandwal. Een huis? Hier? Haar angst is verdwenen, nieuwsgierigheid is er voor in de plaats gekomen. Met ferme stappen loopt ze naar het houten huis en ze voelt aan de deurklink. Van haar eerder aarzeling is niets meer te merken. De deur zwaait met een klap open en ze stapt over de drempel. Een eenvoudige keuken met een houtfornuis en aanrecht. Ze staart naar de tafel midden in de keuken. Op de tafel staan twee borden en twee glazen, gevuld met gestold voedsel en ranzige melk. Een opengeslagen krant ligt op de hoek. Voorzichtig slaat ze de krant dicht en pakt hem op om te bekijken.
Krijsend laat ze hem uit haar handen vallen. Haar foto staat op de voorpagina.
De datum op de krant is morgen.

****

Ze durft de krant niet meer op te pakken om hem te lezen. Razendsnel draait ze zich om richting de deur. Weg. Weg uit dit huis! Plotseling blijft ze stokstijf staan. Ze hoort een geluid boven haar hoofd. Moet ze net doen of er niets aan de hand is en doodleuk naar huis fietsen? Als ze dat doet, zal ze zich altijd blijven afvragen wie er in het huis woont en waarom haar foto in de krant staat. De krant blijft onaangeroerd op de grond liggen. Misschien dat ze hem straks meeneemt naar huis, dan kan ze daar nog altijd beslissen of ze hem leest of weggooit of verbrandt. Het is te eng om te weten wat er in staat. Niet nu, eerst naar boven. Ze trekt een keukenla open; een paar lepels en een vork, daar heeft ze weinig aan. Als ze de la een stukje verder opentrekt, ziet ze een broodmes liggen. Beter iets dan niets, denkt ze en ze pakt het mes stevig vast.

Er is maar één deur die ze kan kiezen, hij staat op een kier. Ze steekt haar rechterhand met het mes erin recht voor zich uit en loopt uit de keuken naar de volgende ruimte, een soort bijkeuken. Een smalle trap naar boven, die moet ze dan ook maar nemen. Behendig beklimt ze de trap. Boven aangekomen ziet ze slechts één kamer.
Een slaapkamer met een kledingkast, een smal tweepersoons bed en een nachtkastje. Ze weet nu ook wat ze zojuist heeft gehoord, het raam in de slaapkamer kleppert op en neer. Nieuwsgierig maakt ze de kledingkast open. Een broek, een geruit hemd en...een groene jas…háár oude groene jas. Ze voelt in de jaszakken om het gat in de linkerzak te zoeken. Ja. In de rechterzak vindt ze een sleutel met een oranje label. Ze leest de naam hardop voor: ‘Eline.’ Het is háár sleutel, snel stopt ze hem in haar zak. Paniekerig draait ze zich om, ze loopt naar het bed en stopt abrupt voor het nachtkastje. Een fotolijstje met een verkreukelde foto. Op de foto staat zij, breeduit lachend, haar arm om de schouder geslagen van…haar vader.

Verdrietig pakt ze het fotolijstje vast en ze drukt voorzichtig een kus op de neus van haar vader. Ze wordt ineens overvallen door een enorm gemis. Bijna vijf jaar lang heeft ze alle emoties zorgvuldig weggestopt, niets voelen om te kunnen overleven, dat is haar strategie. De stenen muur om haar hart brokkelt af, terwijl de tranen over haar wangen lopen. Opeens vraagt ze zichzelf af waarom deze foto hier staat. Ze moet verder met haar zoektocht in dit huis. De foto haalt ze uit het lijstje, die neemt ze mee. Sinds haar vader vijf jaar geleden plotseling is verdwenen, heeft ze nooit meer een foto van hem durven te bekijken.

Het keukenmes zit weer klemvast in haar hand als ze opnieuw via de trap in de bijkeuken komt. Pas op de onderste traptree ziet ze wat ze daarstraks heeft gemist. Bloedvlekken, een spoor van opgedroogd bloed loopt van de onderste tree naar beneden. Dan houdt het op. Ze loopt naar de keuken, op de drempel van de keukendeur ziet ze het weer, een paar druppels opgedroogd bloed.

Buiten aangekomen kijkt ze nog een keer goed om zich heen op de open plek in het bos. Aan de rand van de open plek ziet ze een schuurtje. Resoluut loopt ze erop af. Als ze de klink van het schuurtje vastpakt, ziet ze ook daar bloedspatten. Ze haalt diep adem en duwt de klink voorzichtig naar beneden.

*****

Een schurend geluid wordt luider als ze de deur openmaakt. Ze kijkt om de hoek van de deur en deinst achteruit. Dit kan niet. Een man staat met zijn rug naar de deur, geconcentreerd buigt hij zich over een houten figuurtje, schuurpapier in zijn hand.
Hij blaast wat stof weg, zonder haar te zien of te horen. Het is haar vader! Haar vader, die ze na zijn plotselinge verdwijning nooit meer zag. ‘Papa? Ben jij het?’ fluistert ze.
Langzaam draait hij zich om. ‘Eline,’ schreeuwt hij. Ze vliegen in elkaars armen en houden elkaar stevig vast.

Aan de houten keukentafel vertelt haar vader zijn verhaal. Bijna vijf jaar geleden, in de herfst, ging hij wandelen in het bos. Hij was uitgegleden over de gladde herfstbladeren en met zijn hoofd tegen een boom gevallen. Met een bloedende hoofdwond had hij urenlang door het bos gedwaald, maar hij was totaal de weg kwijt.
Hij wist niet meer wie hij was, wat hij daar deed en erger nog, hij kon de weg uit het bos niet meer vinden. Toen was hij op het luik gestuit en was hij via de gang op de open plek in het bos beland. Het huisje was zijn redding geweest. Hij had zich in leven gehouden met alles wat hij aan planten en beesten in het bos kon vinden. Zijn geheugen had hem in de steek gelaten. Na een paar maanden vlogen af en toe wat vage flarden voorbij, maar het was nooit teruggekeerd. Tot nu, het moment dat hij zijn dochter weer zag.
Eline pakt de krant op. ‘Vrouw vindt vader terug na bijna vijf jaar’, leest ze hardop. ‘Wonderlijk’, mompelt ze en ze pakt zijn hand vast.




 
 
 
 
 

vrijdag 14 september 2012

Briefgeheim


Met trillende vingers maakt ze de envelop open, voorzichtig, zodat ze de inhoud niet zal beschadigen. Weer een brief, één velletje vol woorden in keurige regels. Ze kijkt naar het handschrift en graaft in haar geheugen. Het blijft haar bekend voorkomen, maar hoe ze ook piekert, het antwoord zit verstopt in een ver hoekje en blijft zich verstoppen.
Elke week komt er een brief, altijd op zaterdag. Ze draait zich om en loopt naar de kast waarin ze de rest van de brieven heeft opgeborgen. Het lezen stelt ze uit. Straks, als ze zeker niet wordt gestoord, gunt ze zichzelf het genoegen. De ontvangen brieven heeft ze, gebundeld met een rode strik, verborgen achter de stapel fotoalbums. De nieuwe brief legt ze er bovenop. Vol verwachting.

Het is ongeveer zes maanden geleden begonnen. Toen viel de eerste brief op de mat. Ademloos had ze hem gelezen. Wie schreef dit? Hoe was dit mogelijk? Keer op keer herlas ze de brief. Na de eerste brief was ze benieuwd geweest of er nog een brief zou volgen. De tweede brief, een week later, was zo mogelijk nog verrassender.
Hierna is haar leven nooit meer hetzelfde geworden. Iedere week ontvangt ze een nieuwe brief. Tegenwoordig voelt ze al op vrijdag de spanning in haar lijf sluipen en kan ze amper wachten tot zaterdagochtend. Hoe goed ze ook haar best doet om het te verbergen, haar omgeving begint te merken dat er iets met haar aan de hand is.
Alles draait tegenwoordig om de brieven. Alsof haar leven ervan af hangt. Niet dat iemand ooit heeft gezien dat ze deze brieven ontvangt, ze bewaart haar geheim angstvallig in haar hoofd, hart en kast.

Ze weet zeker dat er voorlopig niemand in huis is. Met voorzichtige stappen loopt ze naar de kast, dralend, alsof ze het moment nog even wil uitstellen.
Het is spannend. Wil ze wel weten wat er dit keer in de brief geschreven staat? Ja! Nee! Ja. Nee. Nieuwsgierigheid en angst voeren een strijd. Zoals altijd wint de nieuwsgierigheid. Ze grist de brief van de stapel en haalt hem snel uit de envelop.
Zuchtend glijdt ze met haar rug langs de muur op de grond. Daar zit ze dan, haar benen voor zich uitgestrekt en haar rug en hoofd steunend tegen de koele muur.
Hitte verspreidt zich door haar lichaam als ze de eerste woorden leest. Dit had ze niet verwacht.

**

De eerste brief was nog niet zo heel erg bijzonder. Inmiddels zijn de brieven –voor haar althans– steeds extremer geworden. De eerste stappen waren goed te volgen, elke week weer, maar dit…dit kan toch niet? Ze zucht. Het liefst zou ze deze en alle vorige en volgende brieven weggooien. Ze durft het niet. Ze is te bang voor wat er dan kan gebeuren.

Minutenlang staart ze voor zich uit. Haar gedachten razen door haar hoofd, maar komen steeds weer op hetzelfde punt uit: ze kan en mag de brieven niet negeren. De angst voor wat er zal gebeuren als ze dát doet, is te groot. Het antwoord wil ze niet weten, maar het alternatief is minstens zo erg. Als deze brief al zó ver gaat, wat kan ze dan in de volgende verwachten? Ze wil haar leven niet laten beheersen door deze brieven.
De uitweg ziet ze echter niet. Niet nu.
Snel stopt ze de laatste brief onder de rode strik. Ze heeft nog tijd tot maandag. Dan zal ze hem opnieuw moeten lezen, keer op keer, om alles goed in zich op te nemen en de instructies te onthouden.

 
Op het moment dat ze de kast sluit, hoort ze de achterdeur. Precies op tijd gestopt met lezen! Ze strijkt de haren uit haar gezicht en wrijft met haar handen over haar rok om het zweet uit haar handpalmen weg te vegen. Niemand mag haar zo zien. Niemand mag het weten. Niemand zal het begrijpen. Niemand. Plotseling wordt ze overvallen door een angstaanjagend gevoel van eenzaamheid. Ze voelt zich steeds verder verwijderd van haar veilige, geborgen leventje van vroeger. Niemand die het weet, niemand die het merkt. Ze staat er nu alleen voor – samen met de briefschrijver.
Haar man komt binnen en geeft haar een vluchtige kus op haar wang. Ze glimlacht en vraagt: ‘koffie?’.

***

Als ze samen aan de keukentafel zitten, twijfelt ze even. Zal ze het hem vertellen? Hoe zal hij reageren als hij hoort dat ze al zes maanden lang elke week een brief ontvangt?
De gedachte  alles er uit te gooien, komt plotseling in haar op en stopt ze net zo snel weer weg. De bezwaren wegen te zwaar. Ze kan natuurlijk niet doodleuk de brieven noemen zonder iets over de inhoud te vertellen. Hij zal direct willen weten wat er in staat en vooral ook wie deze brieven schrijft. Misschien wil hij ze zelfs wel lezen of stelt hij voor om naar de politie te gaan.
Hoe graag ze dit ook met iemand zou willen delen, het kan gewoonweg niet, ze is te bang voor de gevolgen.

Haar verleden heeft haar achterhaald. Het blijft altijd deel uitmaken van wie ze is, hoe hard ze ook probeert om er aan te ontsnappen. Het wordt steeds erger. Zelfs haar toekomst haalt haar in.
Degene die de brieven schrijft weet alles van haar. Hij of zij – ze denkt dat het een hij is – begon met schrijven over haar verleden. Later kwamen er steeds meer feiten bij uit het heden. Inmiddels hebben de brieven een luguber karakter gekregen. Elke week krijgt ze een brief waarin staat beschreven hoe haar komende week er uit zal zien. In detail wordt verteld wat er gaat gebeuren en hoe ze daar op zal reageren. Ze heeft geprobeerd deze voorspelde toekomst te negeren, maar dat lukt niet. Dag na dag gaat ze steeds meer haar leven leiden zoals in de brieven beschreven staat. Ze volgt een heel andere richting dan ze normaal zou doen. Niet zíj bepaalt haar leven, maar de briefschrijver.



Ze moet dit alleen doen. Niemand zal het begrijpen. Haar man weet alles van haar, ook haar verleden, maar hij zal nooit snappen dat ze de brieven volgt. Of wel?
Ze slaakt een diepe zucht, maar trekt meteen haar gezicht weer in de plooi. Haar man kijkt haar de laatste tijd toch al zo onderzoekend aan. Hij heeft al een paar keer gevraagd of er iets aan de hand is. Tot nu toe heeft ze hem steeds om de tuin kunnen leiden met een vaag antwoord. Het is de vraag hoe lang ze dit toneelspel volhoudt. Ook hij moet toch merken dat ze elke week een beetje meer verandert en dat ze andere keuzes maakt?

De verwarring in haar hoofd neemt toe; haar verleden, heden en toekomst, alles loopt door elkaar heen. Ze neemt zichzelf voor om maandag heel rustig alle brieven te herlezen en dan te bepalen welke stappen ze gaat zetten. Kost wat kost wil ze ontdekken wie de briefschrijver is. Ze gaat hier een einde aan maken. Zíj bepaalt toch hoe haar leven verloopt? Resoluut kijkt ze haar man aan. Twee dagen langer houdt ze dit nog wel vol.

****

Zondagnacht. Ze ligt te woelen in bed. Elk uur hoort ze de kerkklokken slaan, maar de slaap wil niet komen. Starend in het donker neemt ze –nog een keer– in gedachten alle brieven van de afgelopen maanden door. De brief die zaterdag werd bezorgd heeft ze nog maar één keer gelezen en ze kan zich niet alle details herinneren. Hoe meer ze daaraan denkt, hoe meer ze de behoefte krijgt om naar beneden te gaan om de brief te lezen. Zou ze dat doen? Wat als haar man wakker wordt en haar beneden vindt? In bed blijven liggen heeft geen zin, als ze zo blijft draaien en zuchten maakt ze hem natuurlijk ook wakker.

Zachtjes rolt ze zich op haar zij en stapt uit het bed. Met haar handen zoekend langs de muur en de trapleuning vindt ze in het donker de weg naar beneden. Haar adem houdt ze in tot ze bij de kast staat. Pas dan merkt ze de verkramping in haar lijf en haar gebalde vuisten op. Ze pakt het stapeltje brieven uit de kast, knipt de schemerlamp aan en gaat zitten in de schommelstoel in de hoek. Eerst legt ze een boek binnen handbereik, als haar man naar beneden zou komen, kan ze dit snel boven op de brieven leggen. Vervolgens pakt ze de eerste brief van de stapel. Zo leest ze, heel zorgvuldig, alle brieven nogmaals door totdat ze bij de laatste brief is aanbeland.

Ergens vanuit haar achterhoofd knaagt het besef zich langzaam maar zeker naar voren. Hoe meer ze leest, hoe duidelijker het wordt. De briefschrijver, ze weet wie het is! Trillend zit ze in haar stoel. Minutenlang.
Waarom? Waarom doet hij dit? Waarom wil hij haar leven beheersen? Waarom wil hij elke stap die ze zet voorschrijven en controleren? Hij laat haar dingen doen die ze nooit eerder deed. Waarom? In vredesnaam, waarom? Onbegrip en angst razen voorbij, een beklemmend gevoel grijpt haar vast.

De stapel brieven neemt ze mee naar het toilet. Ze verscheurt de brieven, één voor één, met langzame gebaren. De snippers dwarrelen naar beneden en resoluut spoelt ze het toilet door. Zo. Weg ermee. Wat nu?
Voordat ze de tijd krijgt om hierover na te denken, hoort ze een bonkend geluid. Hij komt haar halen! Ze pakt de telefoon, toetst 112 in, maar haar stem laat haar in de steek.
Een gorgelend geluid ontsnapt aan haar keel. Ze gooit de telefoon weg, rukt de voordeur open en rent op blote voeten naar buiten. Rennen, weg van hier! Ze struikelt over een vergeten boomstronk en klapt met haar hoofd tegen de boom.

Over haar gesloten oogleden glijdt een licht. Ze opent haar ogen. Blauw licht flitst tussen de bomen. Koplampen draaien naar haar toe en ze wordt gevangen in het felle licht, in haar dunne nachtpon. Wielen komen schuivend tot stilstand, zand spat op. Een autoportier wordt opengegooid, maar tegelijkertijd komt er vanaf de andere kant iemand aanrennen. Hijgend staat hij stil en knielt bij haar neer.
Haar man, de briefschrijver! Ze knippert met haar ogen en begrijpt niet wat hij tegen haar zegt. De stem verflauwt en de lichtbundels worden donker. Het laatste wat ze voelt is dat hij haar vastpakt.

*****
Een ritmisch geluid maakt haar wakker. Piep. Piep. Piep. Het ritme van de piep loopt synchroon met het bonken in haar hoofd. Onophoudelijk. Piep en dreun, alsof ze samen dansen. Ze kreunt en wil haar hand naar haar hoofd brengen. Dat lukt niet, ze zit vast, haar polsen zijn vastgebonden. Voorzichtig beweegt ze haar voeten, haar benen, haar hoofd. Dat lukt nog, gelukkig. Haar vingers voelen raar aan, alsof ze van dikke klei zijn gemaakt, maar ze kan ze nog wel bewegen. Met een ruk probeert ze haar rechterpols los te trekken.

Een hand sluit zich dwingend om haar pols. ‘Rustig nou,’ fluistert iemand in haar oor, ‘je moet rustig blijven liggen.’ Ze spert haar ogen wijd open. Het is haar man!
Paniek neemt bezit van haar. Verwoed probeert ze zich te herinneren wat er is gebeurd. Het verscheuren van de brieven, haar val tegen de boom en de blauwe lichten. Er was toch hulp gekomen, ze kwamen haar toch redden? Hoe kan het dan dat ze nu door hem gevangen wordt gehouden?

Voetstappen komen dichterbij en ze draait haar hoofd naar links. Een witte jurk en witte schoenen. Een verpleegster? ‘Eindelijk. U bent wakker. Het is belangrijk dat u rustig blijft. U heeft een flinke smak gemaakt, maar alles komt goed’. 
Ze draait haar hoofd naar rechts, naar haar man en weer naar links, naar de verpleegster. ‘Waar ben ik?’ klinkt het schor.
‘U bent in het ziekenhuis, omdat u met uw hoofd tegen een boom was gevallen. We houden u ter observatie vannacht hier, maar waarschijnlijk mag u morgen al weer fijn met uw man naar huis.’ ‘Neeeeeeeeeeeee,’ schreeuwt ze, ‘neeeeeeeeeeeeeeeeeeee.’
Zorgelijk kijkt de verpleegster haar aan. ‘Misschien moeten we haar toch nog een kalmerend middel toedienen,’ zegt ze en ze draait zich om en loopt weg.

Haar man streelt zacht haar hand. ‘Dit is allemaal heel anders uitgepakt dan de bedoeling was. Ik zal het je uitleggen. Echt, ik zal je alles vertellen, maar nu moet je rusten.’ De verpleegster staat ineens weer naast haar bed en voor ze het in de gaten heeft, verstilt alles om haar heen en glijdt ze weer weg in het donker.

De volgende ochtend is het bonken in haar hoofd een zachte klop geworden. Ze voelt zich stukken beter. Het geroezemoes van stemmen en het geklik van voetstappen op de gang vormen een geruststellend achtergrondgeluid. Ze slaakt een zucht. Haar man zit naast haar bed, zijn hoofd voorover gezakt, diep in slaap.
Ze zou hem wakker willen maken om de verklaring uit hem te rammen, maar ze moet rustig in bed blijven liggen. Stilletjes denkt ze terug aan hun leven samen. Het begon zo mooi, zij was hevig verliefd en hij zo romantisch. Hun liefde was sterk. Langzaamaan was hun leven in een sleur geraakt. Tot de laatste maanden. De laatste tijd was alles veranderd.

Iedere brief was een stap verder gegaan. Ze kreeg opdrachten, elke week weer. Ze deed dingen die ze nooit eerder deed. Spannend was het, dat wel. Hun leven samen was weer leuk geworden. Zou hij daarom die brieven hebben geschreven? Hij had toch ook gewoon kunnen zeggen dat hij de sleur wilde doorbreken?
Haar man opent zijn ogen en ziet haar vragende blik. Hij schraapt zijn keel en begint te vertellen. Over hun leven samen en de twijfels die hij had gekregen. De keren dat hij had geprobeerd er met haar over te praten, maar dat het telkens weer op ruzie was uitgedraaid, omdat hij niet de juiste woorden kon vinden. De beschuldigingen over en weer en zijn machteloze gevoel omdat ze uit elkaar dreven.
 
Zo was het ontstaan. Alles wat hij niet kon zeggen, had hij opgeschreven. Toen het eenmaal op papier stond, wilde hij het ook aan haar kwijt, dus had hij er een brief van gemaakt en deze opgestuurd. Anoniem. Het was te eng om toe te geven dat hij het was die dit bedacht. Natuurlijk wist hij wel dat hij haar uiteindelijk zou moeten vertellen dat hij de briefschrijver was, maar hoe meer brieven hij verstuurde, hoe moeilijker het werd om er voor uit te komen. Hoe leuker hun leven weer was geworden, hoe groter ook het dilemma werd. Stoppen was toen al lang geen optie meer. Zo had hij zichzelf en haar in een verward dubbelleven gestort.
‘Maar we hebben elkaar wel weer gevonden,’ zegt ze zacht. ‘Ik kan bijna niet wachten om naar huis te gaan. Vandaag ligt er weer een brief in de bus. Ik wil hem lezen. Dit is toch niet de laatste?' Glimlachend kijken ze elkaar aan.
                                                                                          



 




Foto's


Af en toe bekijk ik wat foto’s.
Van lang geleden tot heden.
Bij bijna elk beeld herinner ik het gevoel.
Een beeld van de tijd.
Vervlogen. Niet vergeten. Verhalen.
Tijd.
Staat even stil.
In mij.







zondag 9 september 2012

In de lijn der verwachting (deel 2)


‘Mijn moeder is een dreinende kleuter die gaat huilen als ze haar zin niet krijgt.’
Ze dacht het, maar durfde het niet uit te spreken. ‘Zo mag je natuurlijk niet denken over je moeder,’ sprak ze zichzelf in gedachten vermanend toe.

Ineens vielen alle puzzelstukjes op hun plaats. Alles wat ze ooit geleerd had over de transactionele analyse (ouder-volwassene-kind) was van toepassing op haar relatie en communicatie met haar moeder.

Als kind deed ze het nooit goed. Wat ze ook deed, haar ‘kritische moeder’ bestrafte en bekritiseerde haar. Niet altijd overduidelijk, soms in kleine, subtiele boodschappen verpakt.
Gehoorzamen, volgen, hard werken, zich goed gedragen of juist dwarsliggen; alles had ze geprobeerd om als ‘aangepast kind’ de aandacht van haar moeder te trekken.

Als jonge vrouw kreeg ze er last van. Het was haar tweede natuur geworden om zich altijd ‘zo goed mogelijk’ te gedragen, niet alleen in relatie tot haar moeder, maar in allerlei situaties. Ze was zichzelf verloren. De ontworsteling was zwaar, maar bracht zoveel! Het aangepaste kind was volwassen geworden.

Haar moeder werd ouder. Zij ook. Haar pogingen om een volwassen relatie met haar moeder te krijgen, stokten altijd. Haar moeder was nog steeds de ‘kritische ouder’, maar zodra ze merkte dat ze hiermee niets bereikte, nam ze de rol van het ‘kind’ aan.
Zeuren, huilen, zielig doen; de dreinende kleuter was geboren.
Automatisch werden de rollen omgedraaid. Kind werd ouder, ouder werd kind.

Op het moment dat ze haar moeder als kleuter voor zich zag zitten, veroordeelde ze direct haar gedachten. Ze wist echter dat het waar was.
Zij was volwassen geworden, ook al zat ze af en toe nog in de knoop met zichzelf.
Haar moeder bleef altijd worstelen, zichzelf totaal niet bewust van haar gedrag en niet in staat om nog te veranderen.
Haar boosheid, schuldgevoel en verdriet ebden weg.
De lijn der verwachting was doorbroken.





vrijdag 7 september 2012

India


Jaren geleden was ik in India.
Ik kijk naar de foto’s en word weer, precies zoals toen,
overspoeld door de kleuren, geuren en mensen.
Onuitwisbare herinneringen - weerspiegeld in ogen.









 

donderdag 6 september 2012

Stoeipartijtje


Het is geweldig om naar het dagelijkse stoeipartijtje van onze twee beagles te kijken.
Uitdagen en uitgedaagd worden.
Bijna liefkozend draaien ze om elkaar heen.
Eindigend met een lik en twee zwabberende staarten.
Twee vrienden.



 
 

dinsdag 4 september 2012

Opgesloten (deel 3)


Zie ook deel 1: http://rijnmeermin.blogspot.nl/2012/08/opgesloten.html
Zie ook deel 2: http://rijnmeermin.blogspot.nl/2012/09/opgesloten-deel-2.html

 
Zijn vrouw stapt in de auto, maakt haar gordel vast en kijkt hem aan. Met een berustende blik in zijn ogen volgt hij haar bewegingen. Ze start de auto en zet de radio aan, heel zacht, om hem niet te storen in zijn gedachten. Hij kijkt nog één keer om naar zijn huis, wetende dat hij hier voorlopig of misschien nooit meer zal terugkeren.
Hij balt zijn vuisten en knijpt zijn ogen stijf dicht om de tranen tegen te houden.
Ze zwijgen allebei. Dit wordt een lange, stille rit. Zijn ogen houdt hij dicht, hij wil zijn omgeving niet meer zien. Opgesloten in zichzelf, voelt hij zichzelf langzaamaan weer tot rust komen. Dit voelt vertrouwd.
De cadans van de auto maakt hem moe. Minutenlang probeert hij rechtop te blijven zitten, maar het ritme wint van zijn gedachten en zijn hoofd zakt opzij tegen het raam.


De pijn in zijn nek maakt hem wakker. Even weet hij niet waar hij is. Dan herinnert hij zich alles weer. De kelder, de keukentafel en de koffer. Hij slaat zijn handen voor zijn gezicht, zodat zijn vrouw zijn angst en verwarring niet te zien krijgt. Na een tijdje haalt hij zijn handen weg, zijn lege blik is teruggekeerd en met nietsziende ogen staart hij naar buiten.
 
Met een ruk zit hij rechtop. Waar zijn ze? Hij kent deze omgeving helemaal niet.
Hij kijkt zijn vrouw vragend aan. Met een glimlach legt ze haar hand op zijn knie. 'We zijn er bijna', zegt ze zacht.
'Ik herken helemaal niets van de vorige keer. Gaan we naar een andere psychiatrische instelling? Dat wil ik helemaal niet. Ik wil dezelfde afdeling, dezelfde kamer en dezelfde arts. Laat me nou alsjeblieft iets vertrouwds overhouden.', roept hij uit.
Een lange oprijlaan strekt zich voor hen uit. Verbaasd bekijkt hij het einddoel. Een hotel. Een hotel?
'Straks op de kamer leg ik het uit.', zegt zijn vrouw. Ze parkeert de auto, pakt de koffer en slaat haar arm geruststellend om hem heen.
 
Staand voor het raam van hun hotelkamer kijkt hij uit over het schitterende landgoed. Hij moet even laten bezinken wat zijn vrouw hem zojuist heeft verteld.
Dit is geen luxe uitstapje, geen leuk weekendje weg. Ze logeren weliswaar in een geweldig hotel, maar hij komt hier niet voor zijn ontspanning. De omgeving komt hem nu ook bekend voor. Zijn moeder is jaren geleden opgenomen in de psychiatrische instelling die aan de rand van dit landgoed ligt. Het eerste jaar heeft hij haar nog een paar keer bezocht, maar daarna had hij voldoende moed verzameld om haar achter zich te laten. Hij heeft haar nooit kunnen vergeven wat ze hem heeft aangedaan en behalve zijn vrouw weet niemand in zijn omgeving dat zijn moeder nog leeft. Alles heeft hij verdrongen, de dappere pogingen die zijn begeleiders destijds ondernamen om erover te praten, heeft hij afgeweerd.
Gesloten als de kast waarin hij werd weggestopt. Hij weet dat het tijd wordt dat de kast wordt geopend.

Hij moet zijn moeder gaan bezoeken, nog één keer, om zelf verder te kunnen leven. Hij gaat die kast opruimen, alle rotzooi op een hoop gooien, zodat hij nog maar een klein beetje overhoudt om in zijn rugzak te stoppen en mee te nemen.
Zijn vrouw komt naast hem staan en pakt zijn hand vast. 'Je dacht toch niet echt dat ik jou alleen zou laten hè?. Dit gaan wij samen doen, hoe lang het ook duurt.' Haar zachte hand in zijn hand. Het is de sleutel. De deur staat op een kier.



maandag 3 september 2012

Opgesloten (deel 2)


Zie ook deel 1: http://rijnmeermin.blogspot.nl/2012/08/opgesloten.html

 
Zittend op de bovenste tree van de keldertrap knijpt hij zichzelf in zijn bovenarm. Ben ik wakker of slaap ik nog?, denkt hij benauwd. Au. 'Verdorie, ik ben dus echt wakker', prevelt hij zacht voor zich uit.
Hij vraagt zichzelf af hoe hij in vredesnaam in de kelder terecht is gekomen en vooral waarom. Hij wil er nu niet over nadenken, het antwoord ligt te diep weggestopt in zijn geheugen.

Langzaam strekt hij zijn benen en stapt over de drempel van de kelder de gang in. Zijn vrouw kijkt hem aan met samengeknepen lippen. Gelukkig zegt ze niets, heel even in elk geval, maar hij weet dat hij haar hierover uitleg zal moeten geven. Zijn gedachten dwalen af, maar hij dwingt zichzelf direct om terug te keren naar de vreemde situatie. Hij moet er nu bijblijven om normaal te kunnen functioneren, straks heeft hij tijd om na te denken. Bijna verlangend denkt hij terug aan de eenzaamheid in de kelder.

Zijn vrouw zit aan de keukentafel en kijkt hem fronsend aan.
'Ik snap het niet', zegt hij, 'ik werd wakker in het donker op een koude vloer en wist totaal niet waar ik was.' Stamelend vertelt hij haar over zijn zoektocht langs de muur van de kelder, totdat hij bij de trap was aangekomen en zij de deur opende.
Ze zwijgt. Zijn vrouw, die altijd het hoogste woord heeft, zwijgt.
Vol afschuw kijkt ze naar hem. Haar zwijgende blik doet hem meer pijn dan alle verwijtende woorden die ze hem ooit heeft toegeschreeuwd.
Ze staat op en loopt de deur uit, zonder omkijken. Hij weet wat ze gaat doen.

Met zijn hoofd in zijn handen zit hij lange tijd aan de keukentafel. Langzaam druppelen zijn tranen op het houten blad. Hij verwijt zichzelf dat hij in paniek is geraakt in de kelder en dat hij er niet is uitgeslopen voordat zijn vrouw het merkte. Het gevoel opgesloten te zijn heeft  rauwe, nooit geheelde, wonden opengehaald. Uren heeft hij er gezeten, in de kast, lang geleden. Telkens als zijn moeder boos op hem was, sleurde ze hem aan zijn arm die donkere kast in. In het begin heeft hij geschreeuwd en zijn vuisten op de deur kapot geslagen. Later wist hij dat hij beter rustig in het donker kon blijven zitten totdat haar bui was overgewaaid. Op een gegeven moment zag hij haar buien aankomen en sloot hij zichzelf automatisch op. De kast was niet meer nodig. Hij zat opgesloten in zichzelf en niemand kon erbij, ook de witte jassen niet.

Hij hoort de achterdeur open gaan. Zijn vrouw komt binnen en loopt direct door naar boven. Kastdeuren klepperen open en dicht. Gestommel van dingen die verschoven worden. Hij luistert en weet wat er gaat gebeuren. Met een koffer in haar hand komt ze langzaam de trap af. Stilzwijgend geeft ze de koffer aan hem.

Langzaam loopt hij achter haar aan naar buiten. Zijn vrouw opent de kofferbak van de auto, hij wringt de koffer er in, net voor ze het deksel met een klap weer laat vallen. Ze opent het portier aan de passagierskant en laat hem instappen.
Ze brengt hem weg. Hij wordt weer opgesloten.


Wordt vervolgd...
Zie deel 3: http://rijnmeermin.blogspot.nl/2012/09/opgesloten-deel-3.html