donderdag 27 december 2012

Luister naar mij (deel 16)

Gehaast droog ik mijn handen af aan de theedoek en gooi de achterdeur open. Trillend als een rietje kruipt Luuk tegen mij aan. Op het eerste gezicht lijkt hij ongedeerd te zijn. Mijn hart klopt in mijn keel als ik zijn blik naar boven volg, maar ik zie niets. ’Wat is er aan de hand, Luuk?’ vraag ik, terwijl ik hem bezorgd aankijk.
‘Ik zag een gordijn bewegen. Iemand keek naar buiten. De buurvrouw is toch dood?’ Luuk kijkt gebiologeerd naar het huis naast het onze en wijst naar het raam waar ik eerder de buurvrouw heb zien gluren. ‘De buurvrouw is dood en het huis is leeg,’ zeg ik heldhaftig. Inwendig vervloek ik onze verhuizing naar dit dorp. Dit is niet de nieuwe start waar wij op gehoopt hadden. Blijkbaar heeft Luuk toch meer meegekregen van alle gebeurtenissen dan wij in de gaten hadden. ‘Ga maar naar binnen, Charlie wacht op je. Papa komt ook zo thuis. Ik kijk voor de zekerheid nog even in de tuin. Doe de deur maar dicht, ik ben over een paar minuten weer binnen.’ Voorzichtig manoeuvreer ik hem de keuken in en neem ongemerkt de grote zaklamp bij de achterdeur mee naar buiten. Zachtjes sluit ik de deur en ik haal een paar keer diep adem. Het is al donkerder dan ik dacht. Ik glip snel door de tuinpoort onze tuin uit en blijf een paar tellen roerloos in het donkere gangetje staan. Sluipend langs de schutting probeer ik beter zicht te krijgen op het huis van de overleden buurvrouw. Alles lijkt donker en verlaten. Voorzichtig laat ik het felle licht van de zaklamp naar boven glijden, maar ook nu is er niets te zien.

Precies op het moment dat ik mezelf omdraai om weer naar huis te gaan, gaat onze poort open. Een grote, donkere gestalte werpt een schaduw over mij heen. In paniek hef ik de zaklamp en ik deins achteruit. Een grijnzend gezicht kijkt mij aan.
‘Hallo.’ Zijn stem is hoger dan ik had verwacht. Voor mij staat een forse man van een jaar of veertig met een bleek, hoekig gelaat. Zijn ogen schieten schichtig heen en weer. Plotseling steekt hij vriendelijk zijn hand uit om mij te begroeten. Aarzelend schud ik mijn hoofd. ‘Wie ben jij?’ vraag ik hakkelend. ‘Ben Pietersen,’ antwoordt hij piepend.
‘Ben Pietersen?’ herhaal ik verbouwereerd. In mijn hoofd beginnen duizenden alarmbellen schel te rinkelen. Dit is de verdwenen zoon van de buurvrouw. Is hij degene die alles op zijn geweten heeft? Ik pak de zaklamp met beide handen stevig vast.
Rustig klemt hij zijn grote handen om mijn polsen en duwt de zaklamp naar beneden. ‘Nee!’ Ineens klinkt zijn stem vijandig. Ik probeer mezelf los te rukken, maar hij houdt mij stevig vast. ‘Naar binnen,’ zegt hij korzelig en duwt mij door de tuinpoort in de richting van ons huis. Mijn adem ontsnapt fluitend. Gelukkig. Hij neemt me niet mee naar het huis hiernaast. Ik weet dat Thomas elk moment thuis kan komen. In een flits schiet het door mijn hoofd dat Luuk ook binnen is en ik wil niet dat ze elkaar zien.
Zodra we bij de keukendeur zijn, maak ik deze snel open en roep: ‘Luuk, volgens mij komt papa eraan. Maak jij even de voordeur open en help je hem de spullen uit de auto naar binnen te dragen?’ Ben Pietersen vertrekt geen spier, maar heel even denk ik een angstige blik in zijn ogen te zien.

Razendsnel bedenk ik de te volgen strategie en ik besluit dat ik mezelf het best zo meegaand mogelijk kan opstellen om deze man niet voor het hoofd te stoten. Een paar jaar geleden zag ik een film over het limasyndroom. Het kan nooit kwaad om zijn sympathie te winnen, denk ik koortsachtig. In de keuken kijk ik hem welwillend aan.
‘Wil je koffie?’ vraag ik timide. Ik wijs naar een keukenstoel en draai mezelf om naar het aanrecht. Als Thomas nou maar opschiet, denk ik, terwijl ik zenuwachtig aan het senseo apparaat pruts. Ik zet een mok koffie voor hem neer en kijk belangstellend naar Ben Pietersen. Ik schuif een stoel naar het einde van de tafel en ga zo ver mogelijk bij hem vandaan zitten. ‘Zo. Daar zitten we dan.’ Voor ik verder kan gaan, hoor ik de donkere stem van Thomas en de vrolijke lach van Luuk. De voordeur slaat met een klap dicht. Ben Pietersen staat met een ruk op en duikt onder de keukentafel. ‘Vertel niet dat ik hier ben,’ fluistert hij.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 
 

3 opmerkingen:

  1. Waar haal je het vandaan? Mag ik jouw duim eens zien?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dat vraag ik mezelf ook wel eens af en mensen in mijn omgeving ook. Geen idee. Ik zit achter mijn pc en het borrelt vanzelf naar boven. Ook voor mij is dit proces nog steeds wonderbaarlijk ;-)

      Verwijderen
  2. zo ik ben weer bij gelezen .......spannend hoor.

    BeantwoordenVerwijderen