maandag 24 december 2012

Luister naar mij (deel 15)

De week gaat tergend langzaam. Telkens als de telefoon rinkelt, verwacht ik dat de politie belt voor de uitslag van het sporenonderzoek. Juist als Thomas naar de bouwmarkt wil gaan, duwt dezelfde politieagent van een paar dagen geleden op de voordeurbel. Met een zorgelijke blik vraagt hij of hij binnen mag komen.

De ijzingwekkende stilte in de keuken wordt alleen doorbroken door de rammelende koffiekopjes. Mijn handen trillen als ik de kop en schotel -met voetbad- voor hem neerzet. Verontschuldigend kijk ik hem aan, maar hij schudt bijna onmerkbaar zijn hoofd.
Met onvaste stem geeft hij een statisch verslag van de resultaten.
‘Het bloed op de badkuip is van de slager die als laatste dit huis bewoond heeft. Het is nog te vroeg om hier al definitieve conclusies uit te trekken, maar het ziet er naar uit dat hij in de verborgen kamer is vermoord, omdat op meerdere plaatsen in die ruimte bloedsporen van hem zijn aangetroffen.’ De politieagent neemt een slok van zijn koffie voor hij verdergaat. ‘Het DNA-onderzoek heeft echter nog iets anders uitgewezen. Op de pyjamabroek is bloed van de slager aangetroffen, maar ook nog van iemand anders.’
De politieagent blijft geruime tijd stil zitten en kijkt naar zijn handen. Dan schraapt hij zijn keel. ‘We denken dat de bebloede pyjama van de zoon van de buurvrouw is. Ook zijn DNA is aangetroffen.’
Prompt vraag ik hem: ‘Wat betekent dat dan? Heeft die zoon de slager vermoord? En de briefjes, hebben jullie daar iets op gevonden?’
De politieagent moet het antwoord schuldig blijven op de door mij afgevuurde vragen.
Hij heeft alleen nog maar de uitslag van het DNA-onderzoek van de badkuip en de pyjamabroek. De komende weken zal nader onderzoek hopelijk meer duidelijkheid geven. ‘Ik beloof dat ik u op de hoogte zal houden van onze vorderingen,’ sluit hij zijn verhaal met een gereserveerde blik af.

Als de politieagent is vertrokken, blijven Thomas en ik confuus achter. Verstandelijk weet ik dat we op dit moment weinig anders kunnen doen dan afwachten, maar angstige voorgevoelens over dreigend onheil overstemmen mijn denken. Hield die zoon zich verborgen in ons huis? Heeft hij de slager vermoord? Wie schreef die briefjes dan?
In gedachten zet ik de tekst van de briefjes op een rij:
Ga hier weg. Luister naar mij.
Laat niemand binnen. Luister naar mij.
Pas op voor de hond. Luister naar mij.
Ik was het niet. Luister naar mij.

Waar is degene die zich verborgen hield in ons huis ná het politieonderzoek gebleven?
Met een schok herinner ik mezelf het bleke gezicht voor het keukenraam. Ik ben er stellig van overtuigd dat hij nog steeds ergens in de buurt is. Ik voel het en ik merk aan het gedrag van Charlie dat hij ook nog steeds op zijn hoede is.
Thomas besluit om toch maar weer verder te gaan met klussen en vertrekt alsnog naar de Praxis. Ik blijf vertwijfeld achter.

Ik neem mezelf voor om op onderzoek te gaan in de tuin, zodra ik klaar ben met de afwas en ik stuur Charlie alvast naar buiten. Met mijn handen in het warme sop voel ik de ergste spanning een beetje wegtrekken, na een paar minuten sta ik zowaar te neuriën. ‘Mamaaaaaaaaaaa!’ Luuk staat gillend in de achtertuin en wijst omhoog.
 
 
Wordt vervolgd...
 
 
 


1 opmerking: