De ijzingwekkende stilte in de keuken wordt alleen doorbroken door de rammelende koffiekopjes. Mijn handen trillen als ik de kop en schotel -met voetbad- voor hem neerzet. Verontschuldigend kijk ik hem aan, maar hij schudt bijna onmerkbaar zijn hoofd.
Met onvaste stem geeft hij een statisch verslag van de resultaten.
‘Het bloed op de badkuip is van de slager die als laatste dit huis bewoond heeft. Het is nog te vroeg om hier al definitieve conclusies uit te trekken, maar het ziet er naar uit dat hij in de verborgen kamer is vermoord, omdat op meerdere plaatsen in die ruimte bloedsporen van hem zijn aangetroffen.’ De politieagent neemt een slok van zijn koffie voor hij verdergaat. ‘Het DNA-onderzoek heeft echter nog iets anders uitgewezen. Op de pyjamabroek is bloed van de slager aangetroffen, maar ook nog van iemand anders.’
De politieagent blijft geruime tijd stil zitten en kijkt naar zijn handen. Dan schraapt hij zijn keel. ‘We denken dat de bebloede pyjama van de zoon van de buurvrouw is. Ook zijn DNA is aangetroffen.’
Prompt vraag ik hem: ‘Wat betekent dat dan? Heeft die zoon de slager vermoord? En de briefjes, hebben jullie daar iets op gevonden?’
De politieagent moet het antwoord schuldig blijven op de door mij afgevuurde vragen.
Hij heeft alleen nog maar de uitslag van het DNA-onderzoek van de badkuip en de pyjamabroek. De komende weken zal nader onderzoek hopelijk meer duidelijkheid geven. ‘Ik beloof dat ik u op de hoogte zal houden van onze vorderingen,’ sluit hij zijn verhaal met een gereserveerde blik af.
Als de politieagent
is vertrokken, blijven Thomas en ik confuus achter. Verstandelijk weet ik dat
we op dit moment weinig anders kunnen doen dan afwachten, maar angstige voorgevoelens
over dreigend onheil overstemmen mijn denken. Hield die zoon zich verborgen in
ons huis? Heeft hij de slager vermoord? Wie schreef die briefjes dan?
In gedachten
zet ik de tekst van de briefjes op een rij:Ga hier weg. Luister naar mij.
Laat niemand binnen. Luister naar mij.
Pas op voor de hond. Luister naar mij.
Ik was het niet. Luister naar mij.
Waar is
degene die zich verborgen hield in ons huis ná het politieonderzoek gebleven?
Met een schok
herinner ik mezelf het bleke gezicht voor het keukenraam. Ik ben er stellig van
overtuigd dat hij nog steeds ergens in de buurt is. Ik voel het en ik merk aan
het gedrag van Charlie dat hij ook nog steeds op zijn hoede is.
Thomas
besluit om toch maar weer verder te gaan met klussen en vertrekt alsnog naar de
Praxis. Ik blijf vertwijfeld achter.
Ik neem
mezelf voor om op onderzoek te gaan in de tuin, zodra ik klaar ben met de afwas
en ik stuur Charlie alvast naar buiten. Met mijn handen in het warme sop voel
ik de ergste spanning een beetje wegtrekken, na een paar minuten sta ik zowaar te neuriën. ‘Mamaaaaaaaaaaa!’ Luuk staat
gillend in de achtertuin en wijst omhoog.
Wordt vervolgd...
Je weet de spanning wel te rekken.....
BeantwoordenVerwijderen