Ik sta alleen maar op omdat Luuk naar school moet. Het liefst zou ik de hele dag -diep weggekropen onder het dekbed- in de caravan blijven, om niet geconfronteerd te worden met het huis. Het piekeren over alle bizarre details heeft nog steeds geen sluitend verhaal opgeleverd. Ineens herinner ik mezelf dat ik vandaag Harm van der Staak zou bellen, om na te vragen waar de slager eigenlijk gebleven is. Hij was per slot van rekening de laatste bewoner van ons huis en zou wel eens een hoofdrol in het mysterie kunnen spelen. Ik begin ernstige vermoedens te krijgen dat de slager de verborgen kamer zelf heeft gemaakt. Waar hij die badkuip voor gebruikt zou kunnen hebben, is voor mij te misselijkmakend om überhaupt maar aan te denken.
Zodra Luuk
naar school is, pak ik de telefoon. Harm is er uiteraard al van op de hoogte
dat de technische recherche gisteren bij ons was. In een klein dorp als dit
hoor je wel eens wat, vooral als je de eigenaar van de plaatselijke supermarkt
bent.
De vraag ‘waar
is de slager eigenlijk gebleven’ overvalt Harm blijkbaar; ik hoor hem een paar
keer slikken aan de andere kant van de lijn, voordat hij aarzelend van wal
steekt. Verward hoor ik de details aan. De slager is zes jaar geleden door de
buurvrouw in het huis gevonden. Ze was gewend om regelmatig contact met hem te
hebben, vooral nadat zowel haar man als zijn vrouw overleden waren. Toen ze de
slager een paar dagen niet had gezien, heeft ze de sleutel die ze in haar bezit
had gebruikt om het huis binnen te gaan. Daar heeft ze hem gevonden. Harm somt
monotoon de afgrijselijke details op, alsof hij ze niet meer tot zich door wil
laten dringen. De slager was in stukken gehakt, waarschijnlijk met een bijl. In
elke kamer was iets gevonden; zijn hoofd, romp en ledematen lagen verspreid door
het hele huis. Aan de hoeveelheid bloed, of juist de afwezigheid daarvan, was
te zien dat hij niet in het huis was vermoord. ‘De juiste toedracht is nooit
ontdekt. Het is allemaal bij vermoedens en gissingen gebleven, omdat er
onvoldoende aanwijzingen waren. Sorry, dat ik dit nu moet vertellen. Ik had het
liever niet opgerakeld, omdat jullie het huis gekocht hebben,’ besluit Harm stamelend
zijn verhaal. Ontzet voeg ik de fragmenten van zijn verhaal toe aan wat ik al
wist. ‘En in de verborgen kamer? Lag daar ook iets?’ vraag ik hem. ‘Welke verborgen kamer?’ zegt Harm verbouwereerd. Ik weet voldoende. Dit zou de bloedsporen op de rand van de badkuip kunnen verklaren. Ik denk dat de slager in die kamer is vermoord. Maar door wie? De puzzel is nog steeds niet kompleet.
Ongeduldig
breek ik het telefoongesprek met Harm af en loop naar Thomas die al aan het
werk is in het huis. Buiten adem vertel ik hem het verhaal van de slager.
Thomas kijkt me vol ongeloof aan. Dit verklaart ook dat de politieagent razendsnel
alarm sloeg toen hij het bloed op de badkuip en pyjama met eigen ogen zag. Ik
ben onthutst over deze nieuwe ontdekkingen en zou het liefst direct de makelaar
bellen om het huis weer te koop te zetten. Thomas en ik besluiten om geen
overhaaste conclusies te trekken en eerst de resultaten van het technisch
onderzoek af te wachten. Dit wordt weer een lange, zware week.
Wordt vervolgd...
Ik was allang weggeweest.
BeantwoordenVerwijderenKnap hoor een detective schrijven. Ik lees ze graag.
BeantwoordenVerwijderen